Nieuw leven voor verdronken dorpen

Door Paul de Schipper


Wie door westelijk Noord-Brabant rijdt, zal het zich niet realiseren. Toch is het er: een verzonken Atlantis. Een verloren, verdronken Middeleeuws landschap. Achttien verdronken dorpen minstens. En wegen. En kloosters. Het ligt er, anderhalf tot twee meter onder de klei. Als het aan Sjoerd Kluiving ligt, komt het weer tevoorschijn. Hij wil de verdronken wereld van de Middeleeuwen laten herleven in het landschap. In West-Brabant zijn ze enthousiast. En de Regeling Projectsubsidies Belvedère wil het project mogelijk maken.

 

Fysisch geograaf en geoloog Sjoerd Kluiving is leider van het project ‘De West-Brabantse delta: een verdronken landschap vorm geven’. Hij runt in Delft het bedrijf Geo-Logical. „De komende tientallen jaren gaan grote infrastructurele en bouwkundige ingrepen het landschap van West-Brabant wijzigen. Onder een pakket klei ligt in deze regio een verdronken landschap verborgen. Dat landschap vormt het thema van dit project. We willen het verdronken erfgoed zichtbaar maken in dat nieuwe landschap. De geplande ruimtelijke ingrepen bieden kansen om die verborgen cultuurhistorie te laten herleven. Zo kunnen we de geschiedenis van de streek dichter bij het leven van de mensen brengen.“

„Een verdronken dorp in een Vinexwijk in Roosendaal?

„Iets van de sfeer van een verdronken dorp zou in te passen zijn. Je kunt bijvoorbeeld denken aan het stratenplan.“

„Wat betekent dat, een Middeleeuws verdronken dorp herbouwen?“

„Het is zeker niet de bedoeling dat we zo’n verdronken dorp helemaal gaan opgraven. We gaan wel rekening houden met de locaties als er bijvoorbeeld nieuwe bestemmingsplannen worden gemaakt. Een ontwerper kan zich door een dergelijk verdronken dorp laten inspireren.“

Kluiving heeft wel een concreet voorbeeld bij de hand: „Westelijk van Steenbergen ligt het verdronken dorp Koeveringe onder de klei. Dat weten we door een vermelding uit 1299. Op die plek is kassenbouw gepland. Ik kan me voorstellen dat je aan zo’n kassenproject een landschappelijke vorm geeft die is geïnspireerd door de vorm en de aanwezigheid van dat verdronken dorp.“

Volgens de historisch geograaf dr. Karel Leenders moet Koeveringe een dorp van turfarbeiders – ‘moerneerders’ – geweest zijn. „Verder weten we alleen dat er in 1359 een pastoor dienst deed die Gerard heette.“

Darink

Het project is niet alleen ‘dorps’. Het gaat om het laten herleven van een heel landschap, waarin geboerd is, waar vee geweid is, waar turf is gestoken en waar darink werd opgehaald om er zout van te maken. Die zoutmakerij liet ook sporen na, in de vorm van brandplekken (de darink werd tot zoute as verbrand). Ook moeten er nog locaties zijn van zoutketen, die soms in heuse bedrijfsterreinen bijeen stonden, voorzien van havenkaden, waterputten en vooral van zellebergen: de hopen afval van het zoutraffinageproces.

Over de Middeleeuwse ‘overstromingsperiode’ is wat betreft West-Brabant heel weinig bekend. Boeren en herders wierpen vluchtheuvels op waar hun vee droog kon staan. Veel van die herdersheuvels hadden een zoete waterpoel in het midden, terwijl er ook een stal en een huis op stond. Die herdersheuvels en hun locaties zijn in West-Brabant nooit onderzocht. Ze vormden wel een belangrijk onderdeel van het panorama van het ‘overstromingslandschap’.

‘Overdrachten’

Bij Hooge Zwaluwe bevinden zich heel lage plekken in het landschap waar geen klei ligt, terwijl die plekken niet bedijkt waren. Tegelijkertijd zijn er ook oude, bijzondere waterstaatswerken, zoals de nieuwe vaart van Niervaart, met minstens twee onder het slib geraakte sluizen, toen ‘overdrachten’ geheten. Kortom: het gaat niet alleen om dorpen, maar nadrukkelijk om een verdronken landschap.

Om dat zichtbaar te maken, heeft Kluiving een team van plannenmakers, besluitvormers, historici en andere adviseurs om zich heen verzameld. Ook is er een klankbordgroep, waarin organisaties als Rijkswaterstaat, de Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek, de Gebiedscommissie Brabantse Delta , het Brabants Landschap en de gemeenten Moerdijk, Roosendaal en Steenbergen zijn vertegenwoordigd. Deze drie gemeenten hebben alle medewerking toegezegd. Als individuele adviseurs zijn aangetrokken de uit Breda afkomstige historisch geograaf dr. Karel Leenders, zijn collega dr. Adrie de Kraker uit Axel, archeoloog en geofysicus drs. Alet Kattenberg uit Amsterdam, cultuurhistoricus drs. Hans van Dijk uit Tilburg en ir. Paul Goltstein, architect uit Tilburg.

Walter Elemans van de Gebiedscommissie Brabantse Delta bevestigt het enthousiasme waarmee het project gesteund wordt: „Cultuurhistorie is een actiepunt in ons gebiedsplan. Je kunt denken aan het herkenbaar maken van verdronken dorpen in het landschap, de plaatsen markeren met borden of de contouren aangeven in een nieuwbouwwijk en die rond een verdronken dorp vormgeven.“

Wethouder Michel Lambers van de gemeente Steenbergen, verantwoordelijk voor onder meer ruimtelijke ordening: „Het plan om die dorpen uit de Middeleeuwen weer op te nemen in het landschap, is er. Leuk. We moeten nu gaan kijken hoe je bijvoorbeeld het verdronken Koeveringe kunt inpassen in toekomstige ontwikkelingen.“

Discovery-gevoel

Verdronken dorpen. Het is een actueel thema. Waarom? Omdat het iets mythisch heeft misschien? Een verdronken dorp onder een Brabantse bietenakker. Dat prikkelt de fantasie en stimuleert het Discovery-gevoel.

De delta van Zuidwest-Nederland kent een unieke verzameling van bijna tweehonderd verdronken dorpen en steden. Nergens ter wereld is het verzonken historisch erfgoed zo omvangrijk.

Het is een archeologische schat, vaak onder water, soms onder een dijk of onder de duinen, soms ook onder ingepolderde akkers, zoals in West-Brabant. De belangrijkste locaties zijn het Verdronken Land van Reimerswaal, het Verdronken Land van Saeftinghe, de Schelphoek op Schouwen-Duiveland, de kleihoek van West-Brabant en de Biesbosch.

In de Biesbosch zijn er volgens de bij de gemeente Breda werkende archeoloog Johan Hendriks weinig sporen van verwoesting terug te vinden. Wel wat keurig afgesleten fundamenten, bijvoorbeeld bij Hank en Nieuwendijk. Puin, zoals in Zeeland, ontbreekt.

Hendriks doet als sinds 1989 onderzoek naar de gevolgen van de Sint Elisabethsvloed van 1421 in het Land van Heusden en Altena en op het Eiland van Dordt. Hij verklaart de afwezigheid van puin met de theorie dat de verdronken dorpen in de Biesbosch langzaam verlaten zijn en dat veel van het bouwmateriaal elders is hergebruikt. Het ontbreken van puin maakt het terugvinden van de locaties van de verdronken dorpen in deze waterwildernis ook extra moeilijk.

Ook in de gemeenten Drimmelen en Geertruidenberg moeten er nog een aantal verdronken dorpen liggen: Broek, Wieldrecht, Twintighoeven. Dubbelmonde, Almonde en Standhazen. Ergens in de polder bij Langeweg ligt het beroemdste verdronken dorp van Nederland: Zonzeel.

Tot een paar jaar geleden werd er eigenlijk niets gedaan met die verdronken dorpen. Behalve door

schatzoekers. Die wisten met metaaldetectors de verdronken dorpen in Ooster- en Westerschelde wel te vinden. Al tientallen jaren. Bewoners van Zuid-Beveland bouwden na de Tweede Wereldoorlog schouwen van open haarden met Middeleeuwse kloostermoppen die ze van het Verdronken Land van Reimerswaal haalden. Gevonden kruiken bleken lucratieve handel in het antiekcircuit. Heemkundige hobbyisten hielden zich bezig met incidenteel onderzoek. In hun spoor volgden, pas in de jaren negentig van de vorige eeuw, de officiële archeologen.

Ook in de aanloop naar de aanleg van de HSL door westelijk Noord-Brabant is verkennend archeologisch onderzoek verricht. Bij dat onderzoek werd de laag klei en veen tussen De Mark en het Hollandsch Diep evenwel slechts beschouwd als een hinderlijke deken die het uitzicht op de onderliggende zandbodem belemmerde. Daarin werden sporen uit de Bronstijd vermoed en gevonden. Dat er in het veen en de klei misschien nog iets interessants zou kunnen zitten, een verdronken landschap, was bij dat onderzoek niet aan de orde.

Het collectief erfgoed in de bodem van de Zeeuws-Brabantse delta kwam pas in 2000 weer echt aan de oppervlakte. Dat gebeurde tijdens een speech van de schrijver-publicist Kees Slager in Vlissingen. Slager, auteur van het watersnoodboek ‘De Ramp, een reconstructie’, noemde toen een aantal van ruim tachtig verdronken dorpen.

Op 1 februari 2001 publiceerde deze krant voor het eerst een lijst met namen van bijna tweehonderd verdronken dorpen in Zuidwest-Nederland.

In Zeeland is ondertussen één dorp, Valkenisse in de Westerschelde, tot officieel historisch monument verklaard. Tegelijkertijd zijn de verdronken dorpen verboden terrein geworden voor het publiek.

Monument

Al sinds de herontdekking van de verdronken dorpen in 2000 woedt in Zeeland de discussie over een monument voor de verdronken dorpen. „Dat monument komt er“, verzekert Wim Scholten van de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland. „Er zijn nu vier kunstenaars geselecteerd om een ontwerp te maken. Op welke locatie? Dat hangt samen met het te kiezen ontwerp.“

In West-Brabant komt geen monument, maar een herschepping van een verdronken landschap. Sjoerd Kluiving noemt het West-Brabantse verdronken-dorpenproject ‘uniek in de wereld’.

Onderzoek wijst uit dat hij wel eens gelijk kan hebben. Door de Sahara ondergestoven steden werden van onder het zand gehaald, Italië haalde Pompeï tevoorschijn uit de lava, Engeland kent de geconserveerde ‘lost villages’, in Duitsland bestaan de ‘Wüstungen’, in de Zuid-Amerikaanse Andes werden verloren steden van Inca en Maya uit de rimboe schoon gehakt. En in Spaanse stuwmeren steken nog kerktorens van met opzet verdronken dorpen boven water. Ze zijn geofferd aan de moderne elektriciteitsbehoefte.

Flintstone

Nog een mooie: Scara Brea op de Orkney-eilanden ten noorden van Schotland, een plek waar je zweert dat Fred Flintstone er een kwartier geleden is weggelopen. Het verdwenen Scara Brea kwam er vanonder een landinwaarts wandelend kustduin tevoorschijn. Het zesduizend jaar oude Scara Brea wordt beschouwd als het best bewaard gebleven prehistorische dorp van Europa.

Het project ‘De West-Brabantse delta: een verdronken landschap vorm geven’ is gebaseerd op de – met geschreven bronnen aangetoonde – aanwezigheid van achttien verdronken dorpen. Om precies te zijn: zestien dorpen en twee kloostergemeenschappen met bebouwing. De locaties liggen binnen de gemeentegrenzen van Moerdijk, Roosendaal, Bergen op Zoom, Woensdrecht en Steenbergen. Op zes van de achttien plaatsen is al onderzoek gedaan naar aanwezigheid van restanten. Op twee plaatsen zijn die gevonden. Wanneer het project in mei dit jaar van start gaat, wil Kluiving met professionele middelen naar de dorpen gaan zoeken, daarbij gebruik makend van traditioneel ‘prikken’, maar ook van lucht- en infraroodfotografie. Ook wordt er een magnetometer ingezet. Dat is een apparaat waarmee tot twee meter diep in de bodem gekeken kan worden.

„Verdronken dorpen houden ons bij de les; een verdronken landschap tot leven brengen in onze woonomgeving geeft die omgeving een heel eigen identiteit“, zegt Sjoerd Kluiving.

Bron "Dagblad de Stem 5 Jan 2005 "

                                                                                                    HOME