Inleiding:
Zevenbergen is thans een Noord-West
brabantse gemeente aan de rand van het industrieterrein Moerdijk. De
gemeente
ligt in een kleigebied met landbouw, en tegenwoordig heel veel
industrie. Het
stadje Zevenbergen had in de middeleeuwen een belangrijke zouthandel en
werd bij
de st. Elizabethsvloed in 1421 zwaar geteisterd. Er is een fraaie oude
kerk uit
ca. 14 00.
Tot 1290 maakte Zevenbergen deel uit van Strijen in de Hoekse Waard;
het vormde
sindsdien binnen het graafschap Holland een afzonderlijke hoge
heerlijkheid, dat
in de 16e eeuw in het bezit kwam van de graven van Aremberg. Dan
in de
17de en 19de eeuw kwam het in bezit van de Oranje Nassaus (tot
1795).
Sedert 21 December 1805 behoort Zevenbergen tot de provincie Brabant.
Muntslag
omstreeks 1430
Muntstukken 1419-1490, munten van
Zevenbergen, Brabant (Antwerpen, Brussel) en Vlaanderen
(Brugge, Gent) deze munten zijn geslagen voor de Zuidelijke
Nederlanden vanaf de 15e eeuw.
In
Zevenbergen zijn gedurende een zeer korte periode gouden munten
geslagen, toen de Hollandse munt tijdelijk daarheen is verplaatst.
Zowel uit het artikel getiteld "waar is ons ons land munt geslagen?"
van de hand van H. Enno van Gelder en mede-auteurs, als uit de in 1962
door Jac. Schulman N.V. uitgegeven "kaart van de muntplaatsen in
Nederland", samengesteld door Enno van Gelder, G. van der Meer en T.
Puister, blijkt deze aanmunting te hebben plaatsgevonden onder de
Bourgondische vorsten omstreeks 1430, dus in de latere
middeleeuwen.
Numismatig
derhalve in de periode, die beschreven wordt door de werken van P.O.
van der Chijs. De van Dordrecht tijdelijk naar Zevenbergen uitgeweken
Hollandse munt wordt genoemd in het deel "de munten der voormalige
graafschappen Holland en Zeeland van de vroegste tijden tot aan de
Pacificatie van Gent". Deze vrede van Gent vond in 1576 plaats.
Munthuis
te Zevenbergen
Vanaf 24
november 1425 werd de aanmunting van gouden munten, met name van hele
en halve gouden schilden, onder Philips de Goede te Dordrecht hervat
blijkens de afgedragen sleischat (= de verplichte afdracht aan de
Staat) en wel op zeer ruime schaal. Sedert Willem VI was het gouden
schild, een munt met laag gehalte (70% goud), zeer verbreid en daardoor
juist zeer geschikt voor verdere aanmaak.
Philips de Goede veroverde in 1427 na een langdurig beleg het stadje
Zevenbergen op de aanhangers van Jacoba en verplaatste de Dordrechtse
munt in de loop van 1428 naar Zevenbergen. De reden van deze
verplaatsing is nog niet duidelijk, maar het is waarschijnlijk dat het
een onenigheid tussen de vorst en de stad Dordrecht hieraan schuldig
is. Hertog Philips noemde zich destijds ruwaard en oir van Henegouwen,
Holland, Zeeland en Friesland.
De in Dordrecht begonnen aanmunting van hele en halve gouden schilden
op naam van Philips de Goede als ruwaard en erfgenaam (oir) is in
Zevenbergen voorgezet. Hier is ook de verlaging van het goudgehalte van
17 karaat naar 16 karaat ingezet, op 3 december 1429 nogmaals tot 15 en
een halve karaat.
In 1430 werd de Hollandse munt te Zevenbergen weer gesloten. Reeds eind
1429 werd de munt te Dordrecht voor aanmunting van zilvergeld heropend
en na het "apointement van Leiden" in 1430, werd ook de aanmunting van
gouden munten hervat.
De in het vorige hoofdstuk geschetste snelle afwisseling van regerende
vorsten na de dood van Willem VI van Beieren tussen 1417 en 1433 vind
zijn weerspiegeling in de beschrijving van de gouden munten van
het graafschap Holland in het standaardwerk " De gouden Benelux" van
A.
Delmonte:
Periode 1: Jacoba van
Beieren en Jan van Brabant 1417/1425, geen goud-aanmunting in
Dordrecht
Periode 2: Jan van Beieren (1420/1425)
goudgulden
Delm. 734, v.d. Chijs XI - 1
gouden
schild
Delm. 735, v.d. Chijs XI - 4
halve gouden schild Delm. 736, v.d. Chijs
XI - 5
halve gouden schild Delm. 737, v.d. Chijs
Periode 3: Jan van Brabant
januari-augustus 1425
Geen goudaanmunting
Periode 4: Philips de Goede, Ruwaars of Grand Bailli (1425-1428)
gouden
schild
Delm. 738, v.d. Chijs XII - 2/3
halve gouden schild+ Delm. 739, v.d. Chijs XII - 4
halve gouden schild* Delm. 740, v.d. Chijs XII - 5
+ Munthuis Dordrecht
* Munthuis Zevenbergen
Periode 5: Philips de Goede, Ruwaard en Jacoba van Beieren
(1428-1433)
gouden
schild
Delm. 741, v.d. Chijs XIII - 2
halve gouden schild Delm. 742, v.d. Chijs XIII - 3 |
|
|
Aanvulling
Ten aanzien van de tweede periode: Jan van
Beieren, oom van Jacoba van Beieren, voerde vanaf 1419 de titel "zoon"
(prins) van Henegouwen, Holland en Zeeland, hertog van Beieren op
munten bijvoorbeeld als DVX BAVA IOH FILI HA HOLLAND Z. Deze titel werd
in Holland door geen enkel andere vorst ooit gevoerd en luid voluit
IOHANNES DUX BAVARIAE FILIUS HANONIAE, HOLLANDIAE et ZEELANDIAE. Jacoba
van Beieren bleef gravin en haar echtgenoot Jan van Beieren bleef graaf
van Holland.
In 1418 werd Jan van Beieren door Dordrecht en Brielle als graaf
erkend, waarop hij aan Dordrecht op 20 juni 1418 het muntrecht
verleende. Bij de ordonnantie van 19 oktober 1420 gaf Jan van Beieren
opdracht tot aanmunting van de gouden dubbel en halve
gouden dubbel. Deze beide typen en nog twee andere munttypen staan
in v.d. Chijs vermeld, doch zijn ze niet door Delmonte overgenomen daar
ze nooit ergens waren opgedoken. De typen dubbel en halve
dubbel hebben geen ingang gevonden en reeds in 1421 is verzocht en
toegestaan om over te mogen gaan op de vervaardiging van gouden
schilden en goudguldens.
Intussen is echter een halve gouden dubbel uit de emissie
1420 bekend geworden door de muntvondst Baarle Nassau in oktober 1977.
De unieke munt werd in juni 1977 door de firma Schulman
geveild.
Behalve de genoemde gouden munten van de 2de periode, sloeg Jan van
Beieren ca. 10 verschillende zilveren munttypen (incl. variaties) en
ook het eerste Hollandse koperen muntje. Blijkens omschrift
werd dit koperen muntje geslagen in Gorinchem (omstreeks 1418?).
Tweede aanvulling
Ten aanzien van de vierde periode: Philips de
Goede was van 1425 tot 1428 ruwaard en erfgenaam = oir= heres (afgekort
hes); Jacoba van Beieren bleef gravin van Holland.
De door Philips op zijn munten gevoerde titulatuur was
bijvoorbeeld PHS DVX BVRG COM FLAND HES HOL Z of voluit PHILIPPUS
DUX BURGUNDIAE COMES FLANDRIAE HERES HOLLANDIAE et ZEELANDIAE.
De gouden munten geslagen te Zevenbergen behoren tot de vierde periode,
alhoewel de Hollandse munt van 1428-1430 naar Zevenbergen uitgeweken
moet zijn geweest.
Uit een charter van 21 april 1429 blijkt met zekerheid dat de
munt toen in Zevenbergen aanwezig was. Uit een te Leiden opgesteld
appointement van 13 mei 1430 (een soort arbitrage vanuit Vlaanderen
tussen hertog Philips en de stad Dordrecht) blijkt ten opzichte van de
munt dat Philips deze gaarne weer naar Dordrecht zal terugbrengen, mits
zij aldaar ongehinderd kan werken.
De conclusie mag worden getrokken dat het conflict met Dordrecht is
bijgelegd en dat de Hollandse munt te Zevenbergen aanwezig moet zijn
geweest tenminste gedurende de periode van 21 april 1429 tot 13 mei
1430.
Na de terugkeer in Dordrecht is de munt daar verbeterd en vergroot en
lijkt de aanmunting van gouden munten in augustus 1430 weer te zijn
begonnen op basis van een 29 juli 1430 gedateerde opdracht van Philips
tot het slaan van gouden munten, te weten hele en halve schilden. Het
schild zou 15 1/2 karaat gehalte hebben en 3,65 gram wegen, terwijl de
eerste schilden van Philips 5 jaar tevoren nog 17 karaat en 1,81 gram
ten opzichte van voorheen 16 1/2 karaat en 1,82 gram.
Munten
geslagen in Zevenbergen
Als uit
voorafgaande nu bekend is dat door de Hollandse munt gedurende een
korte periode in Zevenbergen werd gemunt, komt de vraag opduiken of
deze munten herkenbaar zijn ten opzicht van de munten die geslagen zijn
te Dordrecht. Met andere woorden: zijn er tekens of kenmerken gebruikt
ter onderscheiding van de verschillende muntateliers?
Aanwijzingen hieromtrent vinden we bij van der Chijs en Delmonte in de
reeds aangehaalde werken, alsmede in het artikel "Het Hollandse
muntwezen onder het huis Wittelsbach" van de hand van DR. H. Enno van
Gelder. De gegeven informaties zijn ten dele met elkaar in strijd en
geven daardoor aanleiding tot verwarring. De oudste aanwijzing is dat
bij van der Chijs, waar vermeld staat dan Zevenbergen als muntplaats
herkend wordt door "eene ster boven de kroon van den Vorst".
Alhoewel dit kenmerk in de tekening op plaat XII.2 (gouden schild) nog
slechts matig te onderscheiden is, moet toch worden aangenomen dat de
zogenaamde ster niet boven de kroon aanwezig is, doch deel uitmaakt van
de kroon van de vorst. Dit temeer daar de tussengelegen afbeelding
XII.3 (gouden schild) een veel markantere afwijking heeft, namelijk een
6-puntige ster op de keerzijde aan het begin van het omschrijft XPC
VINCIT XPC REGNAT XPC IMPERAT.
Niet alleen ziet van der Chijs dit markante en tevens ook niet te
miskennen verschil met de tekening in XII.2 en XII.4 over het hoofd,
tevens word bij XIII.5 (halve gouden schild), dat eveneens een
6-puntige ster vertoont, Maastricht als muntplaats genoemd, hetgeen
voor een munt met de titel HES HOL Z wel wat vreemd aandoet. Eerder
mogen we juist de munten XII.3 en XIII.5 voorlopig aan Zevenbergen
toewijzen op de grond van de aanwezige 6-puntige sterren op de
keerzijde, die op de andere Hollandse munten ontbreken.
Bij Delmonte vinden we voor nr. 740 (= v.d. Chijs XIII.5) inderdaad
Zevenbergen als muntplaats vermeld, doch op basis van de
twijfelachtige ster "boven de kroon van de graaf". Eerder stelden wij
reeds vast dat Philips geen graaf was, doch erfgenaam of heres
(afgekort hes) en bovendien ziet ook deze schrijver de zeer duidelijke
6-puntige ster op de keerzijde van XIII.5 over het hoofd. De basis voor
toeschrijving door Delmonte van nr. 740 aan Zevenbergen lijkt derhalve
onjuist.
Bij het Delmonte-nummer 738 wordt verwezen naar v.d. Chijs XII.2/3
zonder enige uitspraak te doen over de muntplaatsen. Maar in het
plaatsnaamregister achter in het boek wordt bij Zevenbergen niet
verwezen naar nr. 738. Toch zijn de beide tekeningen XII.2 en XII.3 in
v.d. Chijs zeer duidelijk verschillend en wordt bovendien in de tekst
verwezen naar Zevenbergen resp. Dordrecht en was bij de verschijning
van Delmonte in 1964 de literatuur over deze muntslag in het Jaarboek
van 1959 reeds bekend. De informatie in "De gouden Benelux" van
Delmonte ten aanzien van Zevenbergen is derhalve niet als zorgvuldig
aan te merken.
De indeling van de Hollandse gouden munten, dus de hele en de halve
schilden bij Enno van Gelder in het Jaarboek van 1959 op is
ongetwijfeld de meest waarschijnlijke. Voor het hele schild wordt voor
Zevenbergen verwezen naar v.d. Chijs XII.3 en voor het halve schild een
6-puntige ster op de keerzijde aan het begin van het omschrift, dus een
consequent kenmerk (nrs. 88a en 89a uit de publicatie in
het Jaarboek) en worden op grond van dit kenmerk aan
Zevenbergen toegeschreven.
Bovendien wordt onder nr. 99 nog vermeld een Brabantse gouden Pieter
geslagen te Zevenbergen, identiek met de Witte nr. 467, Delmonte nr. 62
en de Mey nr. 299 (Les Monnaies des Ducs de Brabant). Deze munt bezit
ter weerszijden van het gevierendeelde wapen een ster, in dit geval een
5 puntige ster, een kenmerk dus dat zeer veel overeenkomst vertoont met
de 6-puntige sterren gevonden op de hele en halve schilden van Holland.
Het is bekend dat Philips de Goede, die in 1430 hertog van Brabant
werd, de aanmunting van gouden Pieters in diverse muntplaatsen krachtig
ter hand nam. Overal met de titel van Philip als hertog van Brabant.
Eén van deze door middel van tekens onderscheiden muntateliers was
Zevenbergen in Holland; andere waren Leuven, Namen en Valenciennes.
Samenvattend
Het was
reeds mogelijk op grond van duidelijk zichtbare verschillen in de
tekeningen v.d. Chijs XII.2, XII.3, XII.4 en XIII.5 voor Hollandse hele
en halve gouden schilden de beide exemplaren met 6-puntige ster op de
keerzijde aan het begin van het omschrift voorlopig aan te wijzen als
afkomstig uit Zevenbergen. Thans kunnen we tezamen met de ons bekende
kenmerken van de gouden Pieters met zekerheid aannemen dat Zevenbergen
als muntplaats op de munten herkenbaar is aan extra sterren. Namelijk
een 6-puntige ster op de keerzijde aan het begin van het omschrift voor
de Hollandse hele en halve schilden, resp. twee 5-puntige sterren
ter weerzijden van het gevierendeelde wapen op de voorzijde van de
Brabantse gouden Pieters.
Vergelijk ook de afbeeldingen de Witte 467 (Brabantse gouden Pieter) en
de v.d. Chijs XIII.5 ( Hollandse halve gouden schild), beide in
Zevenbergen geslagen en aanwezig in de collectie van het Penningkabinet
te 's Gravenhage.
Aangezien
zilveren munten geslagen te Zevenbergen nooit zijn terug gevonden is
het niet zeker of deze ooit zijn geslagen en nog minder bekend welke
eventuele tekens voor Zevenbergen daarop werden aangebracht.
Terwijl in 1430 de aanmunting van Hollandse gouden munten werden
gestaakt werd deze munt in 1434 definitief gesloten. Aldus blijkt dit
uit officiële stukken, echter gaat het gerucht dat er nog een tijd na
1434 illegaal munten zijn aangemaakt. Hierover hoop ik later nog op
terug te komen. Hier loopt nog een onderzoek naar!
|
Klik
hier op
pagina twee voor een overzicht van de geslagen munten omstreeks 1430
Nog meer Oude
foto’s hoop ik hier spoedig bij deze pagina te kunnen voegen.
Heeft u Oude
papieren, documenten
of gegevens die hier niet vermeld zijn,dan zou ik U willen vragen deze
te
schenken ( eventueel copy'en ) aan mij of de oudheidkundige kring van
Zevenbergen.
SPOEDIG VOLGT MEER
!!
Literatuur:
H. Enno van
Gelder, G. van der Meer, T. Puister, Waar is in ons land muntgeslagen? In de Geuzenpenning 11
(1961) pag. 41-45.
P.O. van
der Chijs, De
munten der voormalige graagschappen Holland en Zeeland alsmede der
heerlijkheden Vianen, Asperen en Heukelom van de vroegste tijden tot
aan de pacificatie van Gend, Haarlem 1858.
A. Delmonte, De gouden Benelux, Repertorium van de gouden
munten geslagen in het gebied van de voormalige Nederlanden, Amsterdam
1964.
H. Enno van
Gelder, De Nederlandse munten, 6e
bijgewerkte druk, Utrecht/Antwerpen 1976.
H. Enno van
Gelder, Het
Hollandse muntwezen onder het huis Wittelsbach in Jaarboek voor Munt-
en Penningkunde 46, Amsterdam 1959.
Met dank aan
het Nederlands Munt
Museum Drs. A Scheffers, Amateur-Historicus Dhr Wim Meulblok-
en Dhr ing. W. DeVries
|